|
Karper
De
Karper
(Cyprinus carpio) is een beenvis uit de orde van
karperachtigen. De vis kan tot 110 cm lang worden.
De karper is herkenbaar aan zijn 4 baarddraden, twee
korte op de bovenlip, twee lange in de mondhoeken en
de lange rugvin met zeer sterke eerste vinstralen.
Vinstralen: rugvin, 20-28, Anaalvin,8-9. Schubben
langs de zijlijn 33-40 In de natuur kan hij 30-40
jaar worden.
De karper is in het begin van onze jaartelling uit
Azië en Oost-Europa naar West-Europa gekomen met
hulp van de mens. Ook is de vis in Noord-Amerika
bewust uitgezet in 1877, waar hij nu een plaag is.
De karper eet van de bodem. Met baarddraden tast hij
de bodem af op zoek naar dieren zoals wormen,
weekdieren en kreeftachtigen. Verder eet hij ook
plantaardig materiaal. Karpers kunnen in
gevangenschap tientallen jaren oud worden.
Oorspronkelijk is de karper een vis van langzaam
stromende rivieren met beddingen die overstromen. Nu
komt hij ook veel voor in grindgaten en andere
wateren waarop door de sportvisserij gevist wordt,
doordat de karper daar uitgezet wordt.
De paaitijd van de karper loopt van mei tot in juni.
Terwijl het vrouwtje eieren legt (paait), verzamelen
zich rondom het vrouwtje soms wel 15 mannetjes die
de eieren willen bevruchten. De eieren worden
afgezet op waterplanten of ondergelopen grasland met
een diepte van 30-40 centimeter en bij een
temperatuur van 15-19 graden Celsius. Het
larvenstadium duurt maar enkele dagen. De jonge
karpers tot 2 centimeter eten watervlooien en algen,
daarna gaat de karper al vrij snel over op het dieet
van de volwassen.
|